Hoogland en Ploeger specialiseren zich in de evolutionaire achtergronden van psychische problemen. Welke rol spelen individuele ervaringen tijdens de jeugd, wat is het belang van iemands genen en aanpassingen uit ons evolutionaire verleden? In een nieuwe studie combineren ze drie grote theorieën uit de evolutionaire ontwikkelingspsychologie om een overkoepelende verklaring voor mentale stoornissen te geven.
Evolutionaire mismatches
‘De eerste theorie gaat over evolutionaire mismatches’, leggen Hoogland en Ploeger uit. ‘Bij een evolutionaire mismatch is het verschil tussen de omgeving waar we nu in leven en die waarin we zijn geëvolueerd zo groot, dat ons lichaam en brein alle nieuwigheden niet meer kunnen bijbenen.’ Ze noemen als bijvoorbeeld het zittende bestaan vandaag de dag, het bewerkte voedsel dat we eten en het constante turen op de smartphone. ‘Dit zijn omstandigheden waar we als mens niet voor gemaakt zijn en die we evolutionaire mismatches noemen. Ze kunnen tot ziektes leiden als diabetes en hart- en vaatziekten, maar ook tot mentale stoornissen zoals depressie.’
Individuele ontwikkelingsmismatches
De tweede theorie gaat over mismatches in de ontwikkeling. ‘In hoeverre lijkt je huidige omgeving op die waarin je als kind bent opgegroeid? Als deze omgevingen te ver uit elkaar liggen, dan krijgt je brein zoveel nieuwe indrukken te verwerken, dat je je als volwassene niet goed aan je huidige omgeving kunt aanpassen’, lichten de onderzoekers toe. ‘Je bent bijvoorbeeld in een heel rustige omgeving opgegroeid, en komt later in een drukke stad terecht. Of je komt uit een omgeving waar mensen weinig opleiding hebben gehad, en gaat zelf naar de universiteit. Dit zijn individuele ontwikkelingsmismatches, die ook tot ziektes en psychische problemen kunnen leiden.’
Individuele verschillen
De derde en laatste theorie gaat over individuele verschillen. ‘Sommige mensen maken vervelende dingen mee en eten ongezond, maar blijven desondanks stabiel. Andere mensen worden onder dezelfde omstandigheden of van het minste al ziek. Waar komen deze grote individuele verschillen vandaan?’ De theorie over differentiële ontvankelijkheid voor omgevingsinvloeden stelt dat sommige mensen, op basis van hun genen, gevoeliger zijn voor omgevingsinvloeden dan anderen. Dit kan gaan om opvoeding, maar ook om levensstijlfactoren zoals eten en beweging.
Maar wat blijkt uit eerder onderzoek, gebaseerd op deze theorie: mensen die ziek worden bij negatieve ervaringen en een ongezonde levensstijl, floreren bij een positieve omgeving. ‘Dezelfde genen hangen dus samen met buitengewoon goed functioneren (bij een positieve omgeving) en slecht functioneren (bij een negatieve omgeving). Deze genen zorgen er dus voor dat je heel gevoelig bent voor omgevingsinvloeden.’ Mensen met andere genen kunnen juist erg stabiel blijven, ongeacht wat ze meemaken.
Je hebt alle drie theorieën nodig om te kunnen verklaren
Volgens Hoogland en Ploeger heb je al deze drie theorieën nodig om een goede verklaring te kunnen geven van het ontstaan van mentale stoornissen zoals depressie. ‘Veel therapeuten weten dat vervelende gebeurtenissen in de jeugd kunnen bijdragen aan het ontstaan van psychische problemen, maar niet dat grote verschillen tussen de omgeving in de jeugd en die in de volwassenheid, hier ook aan bijdragen.’ Ook zijn ze volgens Hoogland en Ploeger vaak niet op de hoogte van evolutionaire mismatches en in hoeverre die kunnen leiden tot stoornissen. Tot slot zouden ze vaak niet weten dat mensen die relatief snel psychische problemen ontwikkelen, kunnen floreren in een positieve omgeving. ‘Deze inzichten kunnen tot betere behandelingen leiden’, concluderen Hoogland en Ploeger.
Bron: UvA